dinsdag 4 december 2007

Het Zelf, Vrijheid en de Soevereine Mens


soe·ve·rein1 (de ~ (m.), ~en)
1 heerser met een aan geen hoger gezag ondergeschikte macht


soe·ve·rein2 (bn.)
1 van geen hoger gezag afhankelijk


soe·ve·rei·ni·teit (de ~ (v.))
1 hoogste staatsgezag
2 omstandigheid dat een gezag, van geen ander gezag afhankelijk is


soe·ve·rei·ni·teits·over·dracht (de ~)
1 het overdragen van het staatsgezag


Dit stukje is een gedachte, geen waarheid. Ieder wel denkend mens begrijpt dat; ik zou het niet hoeven te benadrukken. Maar in deze wereld, waar we zelfs woorden gebruiken als ‘opiniemaker’ wil ik er toch een nadruk opleggen.

Wie opinies maakt heeft een dubieuze rol. Er zijn namelijk volgers. Blijkbaar. Dit type intellectuelen zal dat niet gauw toegeven, en dat zegt genoeg. Het zijn vaak herdershonden.
Al vroeg werd mij te verstaan gegeven dat de waarheid niet bestaat. Ook en tegelijkertijd werd gezegd dat er een wetenschappelijk, rationeel denken is; de relatieve waarheid die zo’n beetje de baas was en nog is. Deze vorm van denken heeft een dominantie die ik nooit begrepen heb. Het denken zelf heb ik wel begrepen, het werkt heel goed. Maar de dominantie heb ik niet begrepen. Andere vormen van denken echter, werken evengoed.


Ik kan dus niet de waarheid omschrijven. Ik kan alleen verwarring ophelderen. Een beetje, voor mij zelf. En misschien ook voor een ander. Al heel lang hoor ik mensen over hun zoektochten; zoektochten naar zichzelf, naar vrijheid. Wie zichzelf gevonden heeft is ook vrij. Zou kunnen.
Maar wat vrijheid is weet ik niet. Misschien is vrijheid ook wel als licht, je kunt het niet zien, je ziet de wereld door het licht, niet het licht zelf. Wie dat niet weet blijft zoeken naar het licht. Toch stelt men in bijvoorbeeld Nederland dat je hier vrijheid hebt. Nu ontstaat er vaak een verwarring, onbewust, in het taalgebruik. De een zegt ‘ ik ben vrij’. De ander zegt ‘ik heb vrijheid hier’. Ze bedoelen hetzelfde. Ik wil niet gaan mierenneuken over taalgebruik, maar het verschil hiertussen, tussen hebben en zijn, is wel van belang.


Volgens zo’n redenatie heb ik vrijheid en dan komt het ergens vandaan. Dan is het een gift. Een gift is een schuld, want wie geeft er onvoorwaardelijk? De Staat niet in elk geval. We ‘zijn’ vrij, omdat we in een rechtstaat leven, of omdat we in het westen leven, of omdat we kunnen stemmen etc. Ik hoor mensen spreken over vrijheid meer als gift, als een gelukkig privilege dan als staat van zijn. Daar moeten we nog dankbaar voor zijn ook en daar is dan de ruil, de voorwaardelijkheid. En vooral niet zeuren. En er moet voor betaald worden. Wij kopen onze vrijheid. Of beter gezegd, we kopen onze gemakzuchtigheid. De prijs is het geweten. Want geld is niets dan het middel dat bewijst dat de ruil heeft plaatsgevonden. Bijna niemand ziet kinderarbeid zitten, bijna niemand wil oorlog om olie. En toch stemmen we in. We betalen er immers voor en denken er niets aan te kunnen doen en zo blijkt ons geweten volkomen passief te zijn. Het bestaat nog maar eist zeer weinig.

Anderen zoeken vrijheid meer van binnen. Wie ben ik, wat mag ik. Wat kan ik. Wat houdt of wie houd mij tegen? Zal ik dat doen of dit? Wat past bij mij? Laat ik dat en dat toe? Mag ik zus en zo? Dat soort vragen. “Ken U Zelf” staat er op de poort van Delphi. Maar ik bepaal en zoek niet meer wie ik ben, die vraag heb ik van mij afgeschud. Ik kom mij wel tegen, dacht ik. Op een goede dag is de spiegel helder. En om die mogelijkheid te vergroten ben ik gaan doen. Want doen vertelt mij uiteindelijk meer over mij dan over mij na te denken. Zelfreflectie heeft nu een heel andere rol gekregen. Een ander referentie punt; daden in plaats van gedachten. Zo zwart wit is het natuurlijk niet, maar het komt er wel dichtbij. Ook kijk ik meer om me heen dan dat ik in een eeuwige zoektocht verkeer. Misschien is heel goed kijken wel een daad; de daad van het zien.

Zolang ik niet weet wie ik ben weet ik ook niet hoe ik moet kiezen. Echt kiezen, niet de keuzes om uit te vinden wie ik ben, dat zijn probeersels, maar de keuzes die voortvloeien uit wat ik altijd al was, zijn echte keuzes. Al het andere is gekloot in de marge, in de periferie van een ego. Prima maar niet voldoende.

En dus veranderde mijn leven. Mijn houding is anders dan vroeger. Want, vrijheid of niet; ik ben soeverein. Ik ben mijn eigen natie. Om een voorbeeld te geven; ik heb een wandschildering gemaakt voor een muziek studio. Letters ontworpen en de muur volledig gevuld. Iedereen was blij, de complimenten stroomden. Oprechte opmerkingen. En ik? Ik merkte dat het me weinig deed; ik wist al dat het goed was. Ik vond de complimenten niet nodig. Paradoxaal genoeg genoot meer van complimenten dan ooit omdat ze geen gat meer hoefde te vullen. Het gebaar was aardig en betekenisvol op zich, maar voor de bevestiging van mijn werk zinloos. Het was reeds door mij bevestigt.

Niet omdat ik weet wat vrijheid is, niet omdat ik weet wat schoonheid is. Maar omdat ik weet wat het is om soeverein te zijn. Vrijheid is een begrip dat mij alleen maar in de war brengt; zowel metafysisch als dagelijks. Ook is de betekenis van dit woord gegijzeld door de politiek. Het is kapot. De betekenis is vermoord. Daar heb ik aan mee gedaan, deze moord partij begon toen ik vrijheid wilde hebben. Wie ben ik, wat wil ik? Wat ga ik doen, wat is de betekenis van mijn leven, in godsnaam, wat betekent al het leven? Die vraag is als een verbaasd wantrouwen. Noodzakelijk wellicht. Het antwoord zit voor mij in het loslaten van die vraag.

Het antwoord is geen openbaring maar een beslissing; de beslissing me nooit meer afhankelijk te stellen van de goede dan wel de slechte acties en reacties op mijn persoontje van de buitenwereld. Of van mijzelf. Wat of wie ik ook mag zijn, ik ben soeverein. Elke wet, elke opmerking, elke daad die dit niet respecteert wijs ik af. Dit afwijzen houdt het volgende in; ‘niet op mij van toepassing’. Elke wet, opmerking, daad die mijn soevereine staat wel respecteert is een spiegel van mij. Een vriend, zonder voorwaarden. Dat is de Ander die Anders blijft, in zijn of haar eigen Soevereine universum. Spreken met deze Ander word dan de manifestatie van mogelijkheden.

Ieders Soevereine Universum word dan meer dan de som der delen; de Oneindigheid openbaart zich pas nadat men in soevereine werelden leeft. Daarvoor is het onmogelijk omdat vrijheid nog niet besloten is. In feite is de beslissing, een be-sluiten van de deur van twijfel over je recht van bestaan. Men zoekt de sleutel naar vrijheid. Maar de deur staat al open, ga er door en doe de deur achter je dicht! Voorgoed! Want daarna bevind je je op een ander level. De oude wereld, die bestond uit vragen is opgelost in de beslissing. En pas achteraf zie je dat dat het antwoord is op je vraag.

Sindsdien, in een proces dat snel ging en nog gaat, is mij kwetsen erg lastig. Ik voel me zelden gekwetst. De muur, het masker, mijn personae staat anderzijds opener dan ooit; logisch ook, nu kan ik beslissen, vroeger had ik weinig reactie vermogen in m’n repertoire. Ik vroeg altijd ‘ wie ben ik te oordelen?’, ‘wie ben ik te weten?’. ‘Is m’n keus wel goed?’ Ik ben soeverein, daarom weet ik dat schendingen daarvan hoogst onaangenaam zijn, maar zinloos. Zinloos want het effect ervan is er niet meer. Mijn ‘verdediging’ zit binnen, de buitenmuur; waar alle aanvallen op gericht zijn, is er niet.

De tactieken zoals aanval, de overtuigingen, de mindcontrole, etc. zijn allemaal gebaseerd op het gebrek aan wetenschap van de kracht die ik ben. Soeverein. Wie vrijheid zoekt heeft nog niet besloten. Wie om vrijheid vraagt zal het niet krijgen. Heeft nog niet begrepen dat vrijheid geen vraag is, maar een beslissing; een onafhankelijke beslissing. Een soevereine staat van zijn. Die kan alleen bij de gratie van het zelf bestaan. Geen enkel ander mens kan jou of mij vrijheid geven. Men kan hooguit de weg wijzen, je een kaart en kompas cadeau doen. Lopen doe jezelf. Er is niemand verantwoordelijk voor jou. En jij niet voor de ander. Zij die in mijn naam oorlog voeren, en dat doen ze, hebben geen bewustzijn. Mijn naam is een expressie van mijn bestaan. Die expressie kan niet gebruikt worden zonder dat ik daar toestemming voor heb gegeven. Daarom stem ik niet. Mijn stem is mijn macht en mijn macht geef ik niet weg aan een corrupt stelsel.

De beslissing kan vanzelf gaan of door moedig te zijn. Dat hangt af van het proces dat er aan vooraf ging misschien. Maar het heeft altijd met angst te maken. Want de vraag om vrijheid is een angstige. En angst, hoe vreselijk ook, is zeer comfortabel. Het houd, tot op zekere hoogte, een mens vrij van ellende. Angst, als basis, is een goed instinct. Angst die je voor de keus stelt bij de stam, de tribe, de sociale consensus te blijven of je eigen geweten te volgen is een harde keus. Het is misschien wel de grootste keus die iemand moet maken. Want in de tribe wordt je bevestigt. We zijn grotendeels personae, omdat we ons relateren aan anderen, anderen die net als jij geen beslissing hebben gemaakt. Zij zijn de coördinaten. We noemen dat sociaal. Hoe sociaal is de tribe? Is de tribe een stelsel van coördinaten die soeverein denken en handelen eren of verkrachten?

In het eerste geval bevind ik mij tussen coördinaten die gunstig zijn; ik hoef me niet te verdedigen, er is geen survival of the fittest, geen wederzijdse afhankelijkheid, maar een delen en dus kan ik doen wat ik graag doe; in mijn geval, mijn kunst maken. Is het laatste voorbeeld waar; word soevereiniteit verkracht; dan ga ik er weg. Ik wil er niets mee te maken hebben. Is er een aanval, op fysiek niveau, op mijn soevereiniteit dan verdedig ik mijn expressie; het lichaam waar ik mij nu bevind. De aanvaller geeft, op het moment van de aanval, zijn soevereiniteit op. Niet het recht erop, maar de wezenlijke oorsprong van zijn soevereine bestaan als vorm van zijn, transformeert van zijn naar actie en reactie. Of anders gesteld, zijn ego word duidelijk dominant in de realiteit; zijn zijn, soeverein zijn, vervaagt. Ik heb niet het recht, noch de plicht mij te verdedigen. Ik heb de keuze dat te doen of te laten. Die keuze staat mij vrij. Mijn soevereine staat heeft altijd keuze vrijheid; tot dat ik de agressor word. Dan zou ik degene zijn die het zijn verlaat en de actie / reactie wereld binnen stapt.

Oftewel; een soeverein iemand kan geweld gebruiken als keuze, mits de soevereine mens de situatie niet zelf al heeft geschapen. Ik vind het steeds moeilijker echt boos en agressief te zijn, maar ik hoef me niet te laten uitmoorden. Zelfs als ik de aanvaller uitschakel voel ik geen haat jegens deze persoon. De aanvaller zat alleen maar in een andere wereld dan ik en begreep onze fundamentele grond niet. Er is geen verband dan zijn eigen verband; actie reactie. Liever zoek ik een uitweg waar strijd geen vorm krijgt. Maar dat is niet altijd mogelijk. Hoe het ook zij; een soeverein mens hoeft geen angst te hebben voor geweld. Noch hoeft een soeverein mens geweld af te zweren. Een Soeverein mens zal, als van naturen, er weinig mee bezig zijn. Het is niets meer dan een van de talloze keuzes die men maken kan. Geweld word niet verheven, geëerd, bewonderd, nog als laag, veracht en verafschuwd ervaren. De moraal van het geweld is niet van toepassing op de soevereine mens omdat deze moraal de logica van actie reactie bevestigd.

Toch zal een soeverein mens het geweld in wereld beter begrijpen dan hen die in de molen van actie reactie zitten. Onrecht word snel zichtbaar. Het eeuwig gedebatteer over geweld is zinloos en dom. Er is maar een wet; soeverein zijn. Zijn. En de expressie daarvan kan kapot gemaakt worden. En hoewel de ziel van een mens onaantastbaar is hoeft men nog niet pacifistisch, laat staan passief te blijven ten opzichte van onrecht. Het kan wel, maar het hoeft niet. Er is geen moraal hier; alleen beslissingen. Die beslissing kan alleen innerlijk gemaakt worden. Er is geen wet, staat of kerk, geen boek, of autoriteit die dat kan bepalen. Kiezen, en het handelen dat daaruit voortvloeit is ten alle tijde de verantwoordelijkheid van de Soevereine mens. Soms slaag je, soms niet, wat niets dan leren inhoud. Er is wat mij betreft dan ook maar een reden van dit bestaan; ik ben hier om te leren.

Leren is persoonlijk; subjectief, het is mijn expressie maar ook soeverein, dat een universeel zijn is. Al het andere is methodiek en machinaal. Opgelegd en automatisch; de moraal. Het dictaat. De dogma. De Dictatuur in je hoofd. Ik heb de politieagent in mijn hoofd ontslagen. Het nee en ja; het toestaan, het verbieden. Alle regels in de wereld van actie en reactie heb ik afgewezen, de deur is gesloten; er is maar een wet; Ik beveel niemand, niemand beveelt mij. Al het andere is macht.

En om maar met David Icke af te sluiten; Infinit love is the only truth, everything else is illusion.